Verzoek van bestuurder om andere bestuurder te ontslaan wordt afgewezen
Tussen twee bestuurders van een voor de overheid werkende stichting ontstaat een conflict. Een van de twee wordt ontslagen, waarna de ander verder gaat met een nieuw bestuur. De ontslagen bestuurder wil dat ook hij de zak krijgt, en stapt daarom naar de rechter.
De stichting, die als doel heeft het bevorderen van de ontwikkeling van veilige software, heeft twee bestuurders. Zij krijgen een conflict. De een (bestuurder A) verwijt de ander (bestuurder B) dat hij geen bestuursvergaderingen initieert en dat hij financiële transacties naar zichzelf verricht. Ook beschuldigt hij hem ervan een schaduworganisatie te hebben opgericht, waarbij een handelsnaam van de stichting wordt gebruikt. Bestuurder B neemt het bestuurder A op zijn beurt kwalijk dat die zijn e-mail heeft afgesloten en dat hij niet meer op de website van de stichting kan. En ook dat hij onrechtmatig een publicatie claimt en verkoopt en ten onrechte bedragen aan de stichting factureert.
Bestuursvergadering
Bestuurder B roept de andere bestuurder op voor een bestuursvergadering, waar zijn ontslag aan de orde zal komen. Bestuurder A laat op zijn beurt weten de schorsing van bestuurder B te willen agenderen. Als bestuurder B op de bestuursvergadering wordt geconfronteerd met de advocaat van bestuurder A, deelt hij mee de vergadering als voorzitter te hebben gesloten en dat er een nieuwe vergadering wordt gepland, waarna hij vertrekt. Bestuurder A zet de vergadering voort, waarbij besluiten worden genomen: over de schorsing van de vertrokken bestuurder, de afwijzing van het ontslag van bestuurder A, de benoeming van drie extra bestuursleden en het instellen van een commissie die onderzoek moet doen naar de beschuldigingen van beide bestuurders. Er wordt ook besloten de stichting niet op te heffen.
Ontslagverzoek
Bestuurder B wordt daarna geschorst en naast bestuurder A worden nieuwe bestuurders benoemd. Dit nieuwe bestuur ontslaat de geschorste bestuurder op een volgende bestuursvergadering. De ontslagen bestuurder start hierop bij de rechtbank Gelderland een procedure tegen de stichting en bestuurder A. Hij eist dat de genomen besluiten worden vernietigd. De stichting eist op haar beurt dat bestuurder B € 149.677 terugbetaalt wegens onrechtmatige onttrekkingen aan het vermogen van de stichting. Deze procedure loopt nog.
In een andere procedure eist de ontslagen bestuurder (B) dat bestuurder A ook wordt geschorst en ontslagen en dat de stichting wordt ontbonden. De rechtbank wijst beide verzoeken af. Beide bestuurders gaan tegen deze laatste beslissing in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De ontslagen bestuurder eist de onmiddellijke schorsing en het ontslag van bestuurder A, en de benoeming van een nieuwe tijdelijke bestuurder. Verder vordert hij opnieuw dat de stichting wordt ontbonden.
Toetsing aan wetscriteria
Het gerechtshof stelt dat het door de ontslagen bestuurder gevraagde ontslag van bestuurder A moet worden getoetst aan de criteria uit het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin staat dat een bestuurder op verzoek van een belanghebbende door de rechtbank kan worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen of wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Het hof concludeert dat bestuurder B te weinig heeft aangevoerd om hiertoe in deze zaak over bestuurder A te kunnen oordelen.
Continuïteit
Op de zitting heeft bestuurder A uitvoerig verteld over de activiteiten die de stichting ontplooit en aangegeven dat er nieuwe opdrachtgevers zijn gevonden. Er is een batig saldo op de bankrekening van zo’n € 11.000. De ontslagen bestuurder stelt dat de twee nieuwe bestuursleden slechts ‘kornuiten’ zijn van bestuurder A en niet rechtsgeldig zijn benoemd. Het hof vindt het echter belangrijk dat zij, met bestuurder A, feitelijk het bestuur uitoefenen en dat er sprake is van continuïteit. Verder stelt het hof dat er niet vanuit kan worden gegaan dat de overheid geen opdrachtgever meer is, zoals bestuurder B stelt, en dat de exploitatie gevaar loopt of een risico vormt voor derden, laat staan dat de overheid zou wensen dat de stichting zou worden ontbonden. Documentatie daarover ontbreekt namelijk, aldus het hof.
Onduidelijke statuten
Het betoog van bestuurder B dat bestuurder A ontslagen moet worden omdat hij de statuten van de stichting heeft geschonden met de schorsing, het ontslag van bestuurder B en de benoeming van de nieuwe bestuurders, volgt het hof ook niet. De statuten zijn onduidelijk en lijken zelfs tegenstrijdig. In deze situatie, met twee ruziënde bestuurders en onduidelijke statuten, is het enkele eventuele handelen in strijd met de statuten niet genoeg om nu te concluderen dat bestuurder A in het belang van de stichting moet worden ontslagen. Ook omdat niet is gebleken dat hij de stichting heeft geschaad. Van belang is volgens het hof ook dat tussen bestuurder B en de stichting en bestuurder A nog een procedure loopt. Daarin kunnen de inhoudelijke verwijten worden beoordeeld en zal worden vastgesteld wie juridisch gelijk heeft. Gelet op dit alles ziet het hof geen reden om bestuurder A te schorsen of ontslaan als bestuurder van de stichting.
Geen ontbinding van de stichting
Ook tot ontbinding van de stichting komt het niet. In het BW is vastgelegd dat de rechter de stichting kan ontbinden, als haar vermogen ontoereikend is of het doel van de stichting niet kan worden bereikt. Dit is nu niet aan de orde, concludeert het hof. Bestuurder B heeft niet (voldoende) weersproken dat de bestuursleden geen salaris vanuit de stichting krijgen en er staat een batig saldo op de rekening. Ook staat onvoldoende vast dat de stichting geen activiteiten meer verricht die erop zijn gericht het doel van de stichting te bereiken. De beslissing van de rechtbank blijft daarom in stand. Bestuurder A wordt niet geschorst en ook niet ontslagen en de stichting blijft bestaan.