
Hoge drempel voor aandeelhoudersaansprakelijkheid
Als een klant een factuur niet betaalt voor zijn bedrijf, komt de schuldeiser in actie: deze roept bestuurders- en aandeelhoudersaansprakelijkheid in. Tevergeefs.
Een BV houdt zich bezig met onder meer het repareren van boten. Een klant betaalt een factuur (€ 6.158) voor reparaties en liggelden van diens boot niet. De factuur is op naam gezet van de holding van de klant. Die holding is ook aandeelhouder en medebestuurder van de BV. De BV heeft met de holding een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat de holding de kosten voor de boot van de klant zou voldoen. Kort na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst besluit de klant om de holding te ontbinden door middel van turboliquidatie. Wie moet dan die factuur betalen?
Onrechtmatig
De BV stelt dat de klant in privé aansprakelijk is voor de door haar geleden schade op grond van bestuurders- dan wel aandeelhoudersaansprakelijkheid. Zij vindt dat de klant onrechtmatig heeft gehandeld omdat deze de vaststellingsovereenkomst heeft getekend terwijl hij wist dat de holding de verplichtingen niet kon nakomen. Ook stelt de BV dat sprake is van aandeelhoudersaansprakelijkheid: de klant heeft zijn privéboot laten repareren en de holding gebruikt om de kosten te betalen. De klant stelt geen andere keus te hebben gehad dan het tekenen van de vaststellingsovereenkomst, omdat de BV anders waarschijnlijk failliet zou gaan.
Peildatum
In deze zaak is, zo oordeelt de kantonrechter (rechtbank Rotterdam), de klant niet als bestuurder persoonlijk aansprakelijk voor de schade die de BV heeft geleden. Hierbij is het peilmoment relevant. Dit peilmoment is niet de datum op de factuur of de datum van het sluiten van de vaststellingsovereenkomst (een week later). Dit zijn immers niet de data waarop de klant de opdracht heeft gegeven om de boot te repareren. Met de vaststellingsovereenkomst is de klant geen nieuwe verplichting aangegaan, daarin is alleen gespreide betaling geregeld. De klant is daarvóór al verplichtingen aangegaan, en de BV heeft onvoldoende onderbouwd dat de klant op dat moment wist of had moeten weten dat de holding niet zou kunnen betalen. Hem valt persoonlijk dus niets te verwijten en dat is wel een voorwaarde voor bestuurdersaansprakelijkheid.
Aandeelhoudersaansprakelijkheid
De kantonrechter oordeelt dat de klant ook als aandeelhouder niet aansprakelijk is voor schade: de BV heeft onvoldoende gesteld waaruit blijkt dat de klant ten tijde van het aangaan van de verplichtingen het oogmerk heeft gehad om de gemaakte kosten in de holding te plaatsen om de verhaalsmogelijkheden voor de BV te frustreren. Ook voor aandeelhoudersaansprakelijkheid geldt een hoge drempel (ook: een persoonlijk verwijt) en die wordt hier niet gehaald. De kantonrechter wijst de vorderingen van de BV af: die moet zijn factuur maar zien te innen bij de holding, als dat nog mogelijk is, niet bij de bestuurder en aandeelhouder van de holding persoonlijk.