Verpanding van geldvorderingen uitgesloten, meer financieringsruimte voor mkb
Onlangs heeft de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen, dat positief moet uitpakken voor met name het midden- en kleinbedrijf: nu zakelijke geldvorderingen niet meer mogen worden verpand kunnen mkb-bedrijven makkelijker kredieten van banken krijgen.
Uitgangspunt in het economisch verkeer is contractvrijheid: partijen zijn vrij om te beslissen met wie en waarover zij een overeenkomst sluiten. Dat houdt onder andere in dat mag worden afgesproken dat niet alleen eigendom maar ook overdracht (of verpanding) van vorderingsrechten mogelijk is. Contractvrijheid betekent ook dat dit door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar kan worden uitgesloten. In bepaalde economische sectoren, zoals de bouw en retail, is dit vrijwel standaard het geval omdat dit zo in de overeenkomst of algemene voorwaarden is bepaald. De schuldenaar – vaak grote bedrijven – worden zo niet snel met nieuwe, onbekende schuldeisers of pandhouders geconfronteerd.
Kredietruimte
Aan de andere kant kan de schuldeiser deze vorderingen en kredietportefeuilles dan niet inzetten als dekking voor kredietverlening. Door deze verboden kunnen uitstaande vorderingen immers niet meer aan een financier worden verpand als zekerheid voor krediet. Dit effect wordt versterkt doordat in ons omringende landen (zoals Duitsland en Oostenrijk) de werking van deze bedingen reeds is beperkt of afgeschaft. Dat leidt tot verstoring van het level-playing-field, het Nederlandse bedrijfsleven wordt benadeeld. Door de bestaande regelgeving in Nederland mist het midden- en kleinbedrijf een kredietruimte van bijna 1 miljard euro, zo wordt geschat.
Beding is nietig
Het wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden wil een einde te maken aan deze ongewenste contractuele praktijk door te bepalen dat dergelijke bedingen nietig zijn. Het voorstel ziet zowel op bedingen die de overdraagbaarheid en verpandbaarheid uitsluiten, als op bedingen die op andere wijze overdracht of verpanding beogen tegen te gaan. Bij dit laatste kan worden gedacht aan bedingen die overdracht of verpanding verbieden of hierop een boete zetten. Al dit soort bedingen staan eraan in de weg dat de betreffende geldvorderingen worden ingezet als zekerheid voor kredietverlening. Het moet wel gaan om vorderingen die in het reguliere handelsverkeer (in de uitoefening van beroep of bedrijf) zijn ontstaan. Geldvorderingen van particulieren die niet beroeps- of bedrijfsmatig handelen worden door dit wetsvoorstel niet geraakt.
Schriftelijk
Ook regelt het wetsvoorstel dat de schuldenaar pas aan de nieuwe schuldeiser hoeft te betalen, nadat de oude of de nieuwe schuldeiser hem schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de overdracht of verpanding van de vordering. Dit wetsvoorstel vergroot de liquiditeitspositie van mkb-bedrijven, waardoor middelen vrijkomen die kunnen worden ingezet voor een groei- en werkgelegenheidsbevorderende investerings- en innovatie-impuls.
Inwerkingtreding
Deze wet heeft niet alleen betrekking op bedingen die in nieuwe overeenkomsten worden opgenomen, maar ook op bestaande bedingen. Voor die laatste geldt dat zij vanaf drie maanden na de inwerkingtreding van de wet ongeldig zullen zijn. Het is nog niet bekend wanneer de wet in werking treedt.
Wetsvoorstel opheffing verpandingsverboden