Procederende partijen moeten in civiele zaak de waarheid vertellen
Wie een civiele procedure start moet zich houden aan de waarheidsplicht: alle informatie die voor de rechter van belang is moet op tafel, ook informatie die voor die partij ongunstig is. Feiten achterhouden of liegen kan zwaar worden bestraft.
Een man is een aantal jaren huurder geweest van een woning. De eigenaar daarvan verkoopt dat pand voor zijn overlijden aan een vrouw, voor 1 euro. Over deze koopovereenkomst is een civiele procedure gevoerd tussen de vereffenaar en de erven van de overleden huiseigenaar enerzijds en de vrouw anderzijds. De rechtbank oordeelde dat de vrouw misbruik heeft gemaakt van omstandigheden door met de man, die op leeftijd was en wiens geestelijke vermogens ernstig waren aangedaan, op deze manier en zo nadelig voor hem te contracteren. De rechtbank heeft de koopovereenkomst vernietigd en de vrouw opgedragen het huis aan de erfgenamen over te dragen, en de tot dan toe door haar ontvangen huurinkomsten aan hen te betalen. Hiertegen ging de vrouw in hoger beroep, maar ze verloor bij het hof. Daarna stelde zij cassatieberoep in. Hierop heeft de Hoge Raad nog niet beslist, maar de advocaat-generaal heeft inmiddels tot afwijzing van het cassatieberoep geconcludeerd.
Waarheidsplicht
De vrouw eist desondanks dat de huurder aan haar de huur moet betalen; er is een achterstand van € 22.060. Maar in haar dagvaarding vermeldt zij niets over de werkelijke gang van zaken. Dat laatste rekent de kantonrechter van de rechtbank Overijssel haar zwaar aan. In de wet staat dat partijen verplicht zijn alle feiten die van belang zijn voor de beslissing van de rechter volledig en naar waarheid aan te voeren. Dit heet de substantiëringsplicht. Als deze verplichting niet wordt nageleefd, kan de rechter daaruit de gevolgen trekken die hij geraden acht. De rechter is in een civiele procedure immers in grote mate afhankelijk van de informatievoorziening door partijen en gaat in beginsel ook uit van de juistheid en betrouwbaarheid van deze informatie. In deze procedures geldt de waarheidsplicht en de goede trouw die partijen tegenover elkaar en tegenover de rechter in acht moeten nemen.
Schending
Deze vrouw maakt zich volgens de kantonrechter schuldig aan een ernstige schending van deze waarheidsplicht, door een procedure te starten op basis van een ‘verzonnen’ huurachterstand en in haar dagvaarding met geen woord te reppen over de eerder gevoerde procedures. Daaruit bleek dat zij niet de eigenaar is van het huis en dus geen recht heeft op huurinkomsten. Die feiten zijn van wezenlijk belang voor de beoordeling van de vordering van de vrouw.
Misbruik van procesrecht
Zo’n schending van de waarheidsplicht kan niet zonder gevolgen blijven. De vorderingen van de vrouw worden ‘ontzegd’ – zeg maar: afgewezen. Als een schending van de waarheidsplicht niet streng zou worden gesanctioneerd, zouden procespartijen dat als een vrijbrief kunnen opvatten om te proberen met onwaarheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden aan het licht zouden komen. Omdat hier ook sprake is van misbruik van procesrecht, moet de vrouw de werkelijke proceskosten die de huurder heeft moeten maken (dus niet de forfaitaire) aan hem vergoeden: € 6.354.